Begrippenlijst

4 C's: Een universeel classificatiesysteem ontwikkeld door GIA om de kwaliteit van een diamant te evalueren. De 4 C's zijn Carat, Color, Clarity en Cut.

Accent edelstenen: Edelstenen in een juweelontwerp die niet centraal staan, maar de centrale edelsteen en de zij-edelstenen accentueren of aanvullen.

Band: Een ring/trouwring, meestal uniform in breedte, eventueel gezet met edelstenen.

Bangle-armband: Een gesloten, stijve armband, met of zonder scharnier en sluiting, die over de hand wordt geschoven.

Basket zetting: Een type klauwzetting met open zijkanten, vergelijkbaar met een mandstructuur waarbij het onderste deel van de edelsteen zichtbaar blijft.

Belofte-ring: Een ring die gedragen wordt om de toewijding aan een monogame relatie te tonen, meestal bezet met een of meer diamanten. 

Bezel zetting: Een methode waarbij een metalen band de gordel van de edelsteen volledig omcirkelt en over de edelsteen wordt gevouwen om de steen op zijn plaats te houden.  

Briljantie: Deze term heeft twee componenten: helderheid en contrast. Helderheid verwijst naar de hoeveelheid licht die vanuit de omgeving van de diamant wordt teruggekaatst naar de waarnemer. Om schittering te hebben, heeft een diamant ook contrast nodig, de intensiteit van het witte licht van de kroon van een geslepen diamant of andere edelsteen. 

Bruidsset: Een bijpassende set ringen die bestaat uit een verlovingsring en een trouwring, die samengedragen worden.

Bypass zetting: Een ontwerp voor ringmontage waarbij de twee kanten van de band niet in een rechte lijn samenkomen, maar elkaar overlappen als je van bovenaf kijkt.

Centrale edelsteen: De belangrijkste edelsteen in het ontwerp, die meestal het middelpunt van de juwelen is.

Chandelier oorbellen: Een paar lange sierlijke oorbellen die bengelen vanaf de oorlellen, bestaan meestal uit meerdere lagen.

Cluster zetting: Meerdere edelstenen gegroepeerd in een zetting, die elkaar al dan niet overlappen.

Comfort-fit: Beschrijft de bolle binnenkant van een ring of band.

Creolen: Een paar (meestal) ronde, ringvormige oorbellen die een volledige cirkel of slechts gedeeltelijk rond het oor lopen.  

Culet: Verwijst naar het onderste punt van een diamant.

Diameter: Dit is de totale breedte van een diamant.

Diepte: Dit is de lengte van de tafel tot de culet van een diamant.

Druppel Oorbellen: Een paar oorbellen dat onder de oorlel hangt en vastzit.

Edelmetalen: Metalen die zeldzaam zijn en een hoge economische waarde hebben. Goud, zilver, platina en palladium.

Edelsteen: Een mineraal of organisch materiaal met voldoende schoonheid, zeldzaamheid en duurzaamheid om in sieraden te worden verwerkt.

Edelsteenvorm: Verwijst naar de mogelijke vormen en afmetingen waarin een edelsteen geslepen kan worden. De omtrekvorm van een edelsteen, niet te verwarren met het facetpatroon.

Eternity Band: Een band bezet met een of meer rijen van edelstenen, die volledig rondom bezet is.

Facet: Het vlakke, gepolijste oppervlak van een edelsteen dat de schittering van een edelsteen beïnvloedt.

Fancy vorm: Elke diamantvorm die niet rond is.

Fluorescentie: Een kenmerk van sommige diamanten dat ervoor zorgt dat ze een zachte, zichtbare gloed uitstralen (meestal blauw) wanneer ze blootgesteld worden aan ultraviolet (UV) licht. Fluorescentie kan het uitzicht van een diamant beïnvloeden, waardoor lagere kleurgraden soms witter lijken, hoewel sterke fluorescentie in zeldzame gevallen een wazige of melkachtige uitstraling kan veroorzaken.

Flush zetting: Een zetwijze waarbij de edelsteen in het oppervlak van de ring wordt verzonken, en het metaal van de ring gebruikt wordt om de steen vast te zetten. Alleen de bovenkant van de steen blijft zichtbaar.

Geboortesteen: Een edelsteen of halfedelsteen die geassocieerd wordt met de geboortemaand.

Geel goud: De traditionele kleur van goud. Geelgoud wordt meestal gelegeerd met koper en zilver om de duurzaamheid te verbeteren terwijl de rijke, gouden kleur behouden blijft.

GIA: Gemmologisch Instituut van Amerika. Een laboratorium dat de expertise heeft om diamanten/sieraden te beoordelen op basis van hun kwaliteit.  

Goud: Een kostbaar, geel, metalen element, zeer vervormbaar. Zuiver goud moet gemengd worden met andere edelmetalen voordat het gebruikt wordt in sieraden.

Graveren: Het proces of de kunst van het snijden of kerven van een ontwerp of tekst in een hard oppervlak, zoals een ring.

Half Bezel Zetting: Een methode om een edelsteen vast te zetten waarbij een band van metaal de gordel van de edelsteen gedeeltelijk omcirkelt en over de edelsteen wordt gevouwen om hem op zijn plaats te houden.

Halfedelsteen: Een edelsteen die geen diamant, smaragd, saffier of robijn is - historisch gezien minder waardevol dan een edelsteen zoals amethist, peridot, aquamarijn, enz.

Halo: Een sieraadstijl met een centrale edelsteen omringd door een rand van kleinere edelstenen.

Hangende Oorbellen: Een paar oorbellen dat onder de oorlel hangt en ontworpen is om mee te bewegen.

Hanger: Een sieraad ontworpen om aan een halsketting te hangen.

Helderheid: Een term die verwijst naar de afwezigheid of aanwezigheid van interne of externe onzuiverheden in een edelsteen (zie 4 C's).

Huggies Oorbellen: Een paar kleine hoepeloorbellen die nauw om de oorlel passen.  

Hypoallergeen: Een term die gebruikt wordt om items te beschrijven (in dit geval sieraden) die minder allergische reacties veroorzaken of waarvan wordt beweerd dat ze dat doen. Afhankelijk van het allergeen van het onderwerp, kunnen dit metalen zijn zoals roestvrij staal, titanium, goud, enz.

Kanaal zetting: Een zetting stijl waarbij een reeks edelstenen dicht bij elkaar in groeven zijn gezet in twee parallelle
wanden.  

Karaat (gewicht): Een gewichtseenheid voor edelstenen en halfedelstenen, gelijk aan 200 milligram (zie 4 C's).

Karaat (zuiverheid): Een maateenheid voor de zuiverheid van goud. Zuiver goud is gelijk aan 24 karaat.

Kasteelzetting of geschulpte zetting: Een techniek om edelstenen te zetten waarbij de klauwen uit de ringband zelf worden gevormd.

Kathedraal zetting: Een montagestijl waarbij de zijkanten van de ring boven de band uitsteken aan weerszijden van de edelsteen, zoals te zien is wanneer je door de ring kijkt.

Keurmerk: Een kwaliteitsmerk dat de inhoud van edelmetaal aangeeft (10kt, 14kt, 18kt, platina, etc.). Gewoonlijk gestempeld op een sieraad op een onopvallende plaats (achterkant, binnenkant van de ring, etc.).

Klauw (Grif): Een draad die gebruikt wordt om een edelsteen vast te zetten in een zetting.

Klauwzetting: Een zettingstechniek waarbij een edelsteen op zijn plaats wordt gehouden door metalen uitsteeksels, die “griffen” worden genoemd.

Kleurgradatie: Dit is een van de kenmerken die gebruikt worden om de kwaliteit van een edelsteen te definiëren. De GIA kleurenschaal loopt van D tot Z, waarbij D wordt beschouwd als kleurloos en hoger in waarde (zie 4 C's). 

Kostbare Edelstenen: De groep edelstenen die bestaat uit diamanten, robijnen, saffieren en smaragden.

Kraalzetting: Een techniek om een edelsteen vast te zetten waarbij een klein stukje metaal met een frees wordt opgetild en over de rand van de edelsteen wordt geplaatst.

Kroon: Het gefacetteerde gedeelte van een geslepen edelsteen boven de gordel, maar onder de tafel.

Laboratorium gegroeide diamant: Een echte diamant geproduceerd in een gecontroleerde laboratoriumomgeving die de natuurlijke omstandigheden waaronder diamanten worden gevormd nabootst. Laboratorium diamanten hebben dezelfde fysische, chemische en optische eigenschappen als natuurlijke diamanten en worden gesorteerd door gemmologische instituten zoals IGI of HRD.

Legering: Een mengsel van twee of meer metalen om meer gewenste eigenschappen en/of extra sterkte te creëren.

Manchet Armband: Een stijve armband ontworpen met een opening om de armband gemakkelijk om de pols te laten schuiven.

Milgrain: De rand (van een ring) in de vorm van fijne kralen.

Moissaniet: Een zeldzaam mineraal ontdekt door Henri Moissan, later synthetisch geproduceerd in het laboratorium en gebruikt als hoogwaardige diamantvervanger.

Montuur: Een sieraad waarin zettingen voor stenen zijn aangebracht, maar waarin nog geen stenen zijn gezet. Het vereist geen verdere assemblage; de uitzondering is een niet-gezette semi-montage waarbij een kop moet worden bevestigd.

Natuurlijke diamant: Een diamant die gedurende miljarden jaren diep in de aardmantel is gevormd. Hij wordt gedolven en vervolgens geslepen en gepolijst voor gebruik in juwelen. Natuurlijke diamanten worden ook gecertificeerd door instituten zoals GIA.

Onzichtbare zetting: Een zettingstechniek zonder zichtbare klauwen of steunpunten. De edelstenen zijn zo gefreesd dat een dun metalen raamwerk de edelstenen op hun plaats houdt.

Oorknopjes: Sieraden die aan het oor bevestigd worden en vastgezet worden met een achterkant, meestal solitair.

Pavé: Een veld van dicht op elkaar geplaatste edelstenen, meestal in rijen, waarbij het hele oppervlak van het sieraad bedekt of pavé gezet is.

Paviljoen: Het onderste deel van een geslepen edelsteen onder de gordel.

Platina: Een zwaar, niet-corrosief wit metaal met een hoge treksterkte. Dat dof wordt als het gedragen wordt, maar jarenlang zijn details behoudt, waardoor het eigenschappen heeft van een erfstuk.

Ringband: Het deel van een ring dat om de vinger zit.

Rondel: Een donutvormige kraal die gebruikt wordt als tussenstuk of accent tussen andere kralen in een halsketting of armband.

Rondist: De smalle band of rand die de bovenste en onderste facetten van een edelsteen scheidt.

Rosé goud: Een legering gemaakt door puur goud te combineren met koper en soms zilver. Het resultaat is een warme, roze tint die vaak wordt gebruikt in vintage geïnspireerde sieraden.

Slijpvorm: Dit is de factor die de schittering van een ronde diamant bepaalt. De slijpvorm bepaalt de schittering, het vuur en de fonkeling van een ronde, briljant geslepen diamant door de symmetrie, verhoudingen en
slijpsel van de diamant te analyseren (zie 4 C's).

Solitaire: Een juweel dat ontworpen is om één enkele diamant te bevatten.

Spanning zetting: Een zetting die de edelsteen volledig op zijn plaats houdt met compressie/spanning en niet met klauwen.

Staafzetting: Een zetwijze waarbij de edelsteen wordt vastgezet tussen twee parallelle staven, terwijl de zijkanten van de edelsteen openblijven.

Station ketting: Een halsketting met herhalende elementen.

Tafel: Verwijzend naar het bovenste, platte deel van de slijpvorm van een edelsteen.

Tiger Prong Zetting: De klauwen lopen taps toe tot een punt.

Trilogie ring: Een ring die voornamelijk uit drie grotere stenen bestaat.

Verlovingsring: Traditioneel alleen gedragen door vrouwen (vooral in Westerse culturen), een verlovingsring is een ring die aangeeft dat de persoon die hem draagt, verloofd is en gaat trouwen.

Veiligheidssluiting: Een secundaire sluiting toegevoegd aan sommige armbanden en kettingen voor extra veiligheid.

Vuur: Verspreid licht dat verschijnt als flitsen van spectrale kleuren (regenboog) op een diamant. Verwijst naar de schittering.

V-zetting: Een klauw in de vorm van een V die meestal voorkomt op edelstenen met scherpe hoeken.

Wit goud: Een witgekleurde legering van goud met nikkel, platina of een ander metaal.

Zetting: Het vastzetten van een edelsteen. De term zetting wordt soms door elkaar gebruikt met kop en/of montuur.

Zijstenen: Edelstenen die de centrale edelsteen aanvullen en benadrukken. Zijstenen zijn meestal groter dan accentstenen.